Ik vraag een man in pak op de grond
het geluid na te bootsten van de gierend remmende bus
waardoor hij zojuist nog maar net de overkant haalde.
Terwijl hij zich afstoft komt hij overeind,
gaat stevig staan, zijn benen iets uit elkaar,
doet zijn mond wagenwijd open en zet een keel op
precies als het geluid van de gierend remmende bus.
Het duurt lang.
Misschien wel een minuut zoals hij daar staat.
Dan is het stil.
De mond die wagenwijd openstond klapt dicht.
De kaken weer op elkaar.
De man groet me vriendelijk,
draait zich om en loopt verder.
Even verderop staat een jongen.
Ik vraag hem zijn mond te openen.
“Iets meer”, vraag ik.
“Nog iets meer.”
Nu staat hij voor me met zijn mond wagenwijd open.
Ik kan zijn keelgat zien.
Ik vraag hem, me over de liefde te vertellen.
Hij wordt rood, zijn ogen worden groot en
hij begint knerpende keelgeluiden uit te stoten.
Iets wat meer op ademnood lijkt dan op vertellen.
Hij houdt even aan.
Hij probeert.
Dan sluit hij zijn mond, kijkt me aan
en haalt zijn schouders op.
Ik glimlach en loop verder.