een televisiespel
1. Huiskamer – Int avond
Camerastandpunt vanuit de lucht.
Man ligt in bed. Vrouw zit op een stoel.
Gedachtenstem.
Vrouw: | Alleen zijn lippen te zien bewegen, een poging ons te vragen naar elkaars commentaar op dit lispelen van hem, zonder geluid. Het zou wel eens kunnen gebeuren, het zou ons kunnen overkomen dat hij iets zegt; woorden na elkaar zegt om ons iets duidelijk te maken. Woorden die zinnen worden, zinnen die allang bestaan. Die wij allemaal herkennen, van lang geleden. Na dit stille lispelen, een poging een geluid voort te brengen, eventjes iets te laten klinken tot net buiten de huid om het meteen weer terug te trekken, te laten verstommen, de lippen weer op elkaar, alsof er nooit iets heeft bewogen. Geen trek, geen verandering in het gezicht merkbaar. Alleen de secondewijzer van de klok te horen. |
2. Huiskamer – Int avond
Gesproken stem.
Man: | Hoe vond je het? |
Vrouw: | Hoe vond ik wat? |
Man: | Ons. Hoe vond je ons? |
Vrouw: | Het viel wel mee. Je ging altijd vroeg slapen. Dat zei je moeder al, slaap dat heeft hij nodig. Ik heb je veel zien slapen. Het is helemaal niet raar iemand zo te zien liggen slapen. |
Man: | Nee? |
Vrouw: | Juist mooi, je hebt het gezicht dat je alleen hebt als je slaapt. |
Stilte | |
Vrouw: | Niet als nu, je bent haast onherkenbaar. |
Man: | Ik ben nu wakker. |
Vrouw: | Heel anders dan slapend nu. |
Man: | Jij ging het liefst… |
Vrouw: | Ja. Het liefst ging ik nog |
Man: | Ja, meestal Jij bent iemand |
Vrouw: | Ik ben iemand |
3. Huiskamer – Int avond
Gedachtenstem.
Man: | Jij kan niet stoppen. Jij kan niet…dat kan jij niet. Je stopt met de dag. Iedereen doet dat, stoppen met de dag. Jij niet. Jij wilde niet stoppen, in ieder geval niet stoppen. Alles behalve stoppen. Iets doen, iets afmaken nog, desnoods voor de tweede keer. Je verzet de vuilniszakken bij de paal nog een keer, je tilt ze op, blijft staan, ongeduldig wachtend. Je tuurt naar het einde van de straat wanneer ze komen. De vuilnismannen. Maar ze komen niet. Ze liggen in bed. Gestopt. Je kijkt, wacht af, maar je krijgt ze niet te zien. Dan kwam je binnen en begon af te wassen. De afwas niet, die was allang gedaan. Nee, de spullen die we niet gebruikten, dingen die er alleen maar stonden; de vaas van je moeder. Ik schrob de kalk weg, zeg je. Dat probeer je altijd. Maar het is oude kalk, het heeft zich vastgevreten. Kalk van de bloemen van je moeder. Wij hebben geen bloemen. Jij bent er hartstikke allergisch voor, voor bloemen. Je oog valt op de boekenkast. Het is al laat. Je wilt ‘m verven. Met het sop nog op je handen stapel je de boeken op de grond. Ik ben in diepe slaap en draai me om naar het zachtere licht aan de andere kant van de kamer. |
Man draait zich om in zijn bed.
4. Huiskamer – Int avond
Gesproken stem
Vrouw: | Anders zie ik niks. |
Stilte | |
Ik kan toch in het donker niet geen boekenkast verven? | |
Stilte | |
Hoe verwacht jij van mij dat ik kleur zie in het donker? | |
Man: | Het geeft niet. |
Stilte | |
Ik vind het trouwens ook prettiger liggen op die zij. | |
Vrouw: | Welke zij? |
Man: | Die zij waar ik dan op lig… mijn rechter. |
Stilte | |
Vrouw: | Ligt het lekker op je zij? |
Man: | Ja, lekker. |