Hij lag te slapen.
zijn T-shirt nat aangetrokken, net uit de was.
‘Droogt wel onderweg’, had hij gezegd.
Een eeuwigheid later vinden ze hem.
Voorzichtig trekken deskundigen de dekens omhoog;
geluid van lang tegen elkaar aan opgedroogde stof.
De plooien van zijn shirt nog precies zo,
als op het moment dat hij was gaan slapen.
Notitieblokken, pennen, geroezemoes.
Wanneer is dit geweest?
‘ s Avonds, ’s middags?
Welke tijd van het jaar?
(Vlogen er bladeren door de lucht, die in straten
achter autobanden blijven steken?
Renden er meisjes in badkleding over het strand
allemaal achter dezelfde rood-blauwe bal aan?)
Een raakt de jongen aan.
De stof van zijn T-shirt dwarrelt als wit poeder omhoog.
en valt weer zachtjes neer op de deken.
Door de stof heen zijn oude slapende huid.
De deskundigen krabbelen hun notitieblokken vol.
Dan knikken ze naar elkaar.
en verlaten in stilte een voor een de kamer.