Bij de afdeling Burgerzaken

terug

De man deed zijn blouse wat losser.
Zijn manchetknopen wat losser.
De rest deed hij ook wat losser:
Zijn blouse, zijn broek, zijn schoenen, zijn veters.
De man was nu helemaal los.
Hij keek naar zichzelf.
Voelde zich in zijn hemd gezet.
Ik heb het zelf gedaan, dacht hij.
Ik heb alles losgemaakt.
Moet het vast?
Moet alles weer vast?
Nee, ik druk gewoon weer op de knop en beantwoord de volgende vraag.
Het went al.

De man drukte op de knop.
‘..nummer 47?…,’ zei hij op een losse toon.

Er kwam een klant aanlopen die die ochtend alles juist goed had vastgezet:
de hoed op zijn hoofd, het speldje op zijn boord, de knopen van zijn jas, zelfs het stiksel van zijn broek leek strakker aangetrokken dan normaal. En dan had hij nog zijn laarzen die zijn volledige onderbeen tot aan de knie omsloten.
Zo.
Zo goed?, dacht de klant vanochtend voor de spiegel.
‘Zo goed.’ Had hij hardop gezegd, waarbij hij zijn lippen nauwelijks had bewogen.

De klant kwam bij de balie en zag de man bij wie alles los zat.
‘Zeg.., begon de klant, …wist u dat…’
Hij pauzeerde even.
En pauzeerde nog even.
Hij probeerde het opnieuw.
‘..Zou u mij kunnen helpen…’
Maar bij het aanzien van de volledig losse man frummelde de klant zijn nummertje in het daarvoor bestemde bakje en snauwde ‘Zo niet!’
Het kwam net nog uit zijn mond, die de klant vandaag liever gesloten had gehouden.
Vastbesloten liep hij met een uiterste strakke tred bij hem vandaan.
‘Oh.. nou ja ook goed hoor..,’ reageerde de losse man losjes en zakte nog iets verder onderuit.
Verder had de losse man een rustige dag, die dag.